De trieste oogst van de oliepalm

Tekst en foto's door Jeroen Groot

openingImage

Palmolie is de meest gebruikte plantaardige olie ter wereld, maar tegelijk zeer omstreden. In Indonesië en Maleisië sneuvelde regenwoud en werden lokale boeren van hun land gejaagd. De palmolieplantages duiken nu ook op in andere gebieden rond de evenaar. Het FD reisde naar het straatarme Liberia. Hier zou het, mede door druk van 'duurzaam' denkende Westerse financiers, beter moeten gaan. Maar is dat wel zo?

In het kort

  • In grofweg de helft van de samengestelde producten uit de doorsnee supermarkt is palmolie verwerkt.
  • De enorme opmars van de 'wonderolie' heeft een duistere keerzijde: sneuvelende bossen en brute onteigeningen.
  • In het West-Afrikaanse Liberia is de opmars van de oliepalm een relatief nieuw fenomeen.
  • Gaat de geschiedenis zich herhalen, of is Liberia een kans om het beter te doen?
Occasious Sarckor wijst naar de grenzen van wat ooit zijn land was. Volgens de Liberiaanse boer is zijn land afgepakt door palmoliebedrijf Golden Veroleum, wat er een palmolieplantage voor in de plaats heeft gezet.Een oliepalm, met bovenin de stam de vruchten. Palmolie is de meest gebruikte plantaardige olie ter wereld en tegelijkertijd zeer omstreden.De vrucht van de oliepalm. Uit deze vruchten wordt de palmolie gehaald.De palmolieplantage van Golden Veroleum nabij Butaw. De plantage oogt groen, maar ecologisch gezien is het een woestijn.Tanken gaat buiten de hoofdstad Monrovia met jerrycans. De verkrijgbaarheid van brandstof is soms een probleem, zeker in afgelegen gebieden.
Occasious Sarckor wijst naar de grenzen van wat ooit zijn land was. Volgens de Liberiaanse boer is zijn land afgepakt door palmoliebedrijf Golden Veroleum, wat er een palmolieplantage voor in de plaats heeft gezet.Occasious Sarckor wijst naar de grenzen van wat ooit zijn land was. Volgens de Liberiaanse boer is zijn land afgepakt door palmoliebedrijf Golden Veroleum, wat er een palmolieplantage voor in de plaats heeft gezet.Foto: Jeroen GrootFoto: Jeroen Groot

Occasious Sarckor is boos. Ondanks de verzengende hitte beent hij heen en weer over de palmolieplantage. Met grote armgebaren en luide stem wijst hij aan wat ooit van hem was. Híér bananenbomen. Dáár een beekje. Kijk maar naar de rimpeling in het landschap, dat was de oever. De Liberiaanse boer verbouwde hier rijst, bakbananen, ananas. Tot de bulldozers kwamen en alles verdween.

‘De bananenbomen kwamen nog één keer op’, zegt Occasious. ‘Daarna deden onkruidverdelgers de rest’.

Op de plantage is het griezelig stil. Zo ver als het oog reikt staan hier oliepalmen. Korte, brede bomen, met bovenop een brede kruin van groene palmbladeren. Keurig in rijen aangeplant, een bizar gezicht in een land dat tot voor kort nog grotendeels was bedekt met oerwoud. Boven aan de stam, waar de bladeren beginnen, groeien overal dezelfde oranjerode vruchten. Daar wordt palmolie uit geperst. Op de grond groeit het onkruid - voor zover het een kans krijgt.

Alles aan de plantage oogt groen, maar het is een ecologische woestijn. Behalve palmoliebomen groeit hier bijna niets. Er leven ook nauwelijks dieren. Hooguit een paar vogels, kleine knaagdieren en slangen.

'Jullie moeten hier weg'

We wanen ons alleen en onbespied. Het is midden op de dag op het platteland van Liberia en de zon staat hoog, aan een strakblauwe hemel. Het regenseizoen staat op het punt te beginnen en het is bloedheet. Iedereen zweet.

Op het kale hoofd van Occasious tekenen zich een paar kleine aderen af. Samen met de witte haren in zijn ringbaardje geven die een hint van zijn leeftijd. Occasious wordt binnenkort 52, in een land waar de gemiddelde levensverwachting op 64 ligt. Hij draagt een blauwe, slecht passende spijkerbroek en een wit T-shirt. Daarop staat de foto van een lokale politicus, die bij de vorige verkiezingen net als zijn voorgangers een beter bestaan voor de Liberianen beloofde.

De Liberiaanse boer wijst naar een heuvel, honderden meters verderop. Dat was de grens van zijn land. We stappen in onze gehuurde auto, een oud model Toyota Land Cruiser. Misschien kunnen we vanaf de heuvel de enorme omvang van de plantage in een foto vangen.

Maar dan verschijnt op de heuvel plotseling een man op een kleine, lichte motorfiets. We hoorden hem niet aankomen, ondanks de stilte. Hij stelt zich voor als een toezichthouder van Golden Veroleum Liberia, de eigenaar van de plantage. Hij draagt geen uniform, maar dat zegt in Liberia niet zoveel. Op weg hiernaartoe vanaf de hoofdstad Monrovia, een volle dag reizen, zijn we bij controleposten ettelijke keren staande gehouden. Nors kijkende mannen in kleurige T-shirts, korte broeken en op teenslippers vroegen om onze papieren. Politiemensen en andere ambtenaren krijgen hier vaak te laat of niet betaald en ook uniformen zijn schaars. Hoe verder van Monrovia, hoe erger dit probleem.

‘Jullie moeten hier weg. Dit is privéterrein’, zegt de man. Dat we niet op, maar naast de plantage staan maakt hem niet uit. Ook de landweg naast de plantage is eigendom van Golden Veroleum, zegt hij. Occasious blijft rustig. Naast de witte Toyota gaan de mannen in gesprek. In het Liberiaanse Engels, doorspekt met Afrikaanse klanken. Die verraden de intentie en de emotie van de spreker.

De man van het palmoliebedrijf vindt dat Occasious moet ophouden over zijn land en niet moet praten met journalisten. Het is toch al jaren geleden, en hij heeft toch geld gekregen?

Bedreigd

De laatste keer dat Occasious op deze plek zijn verhaal deed, was hij in het gezelschap van Alfred Brownell, een bekende Liberiaanse advocaat die opkomt voor het milieu en de rechten van lokale boeren, zoals Occasious. Brownell won een internationale, prestigieuze prijs voor zijn werk, de Goldman Environmental Prize. Die geldt als de Nobelprijs voor natuurbeschermers. Een bewijs van moed, en niet ten onrechte. De afgelopen jaren zijn al twee prijswinnaars vermoord.

Ook Brownell moest een bezoek aan een palmolieplantage bijna met zijn leven bekopen. Zijn auto werd omsingeld en de beveiliging van de plantage dreigde zijn hoofd eraf te hakken. De advocaat vluchtte naar de Verenigde Staten, waar hij nog steeds woont.

We gaan. Het verhaal is verteld, de foto’s zijn genomen. De oude Toyota heeft deze keer geen kuren en start meteen. ‘Die man van Golden Veroleum komt uit mijn dorp’, zegt Occasious vanaf de achterbank. ‘We kennen elkaar. Maar nu zijn we vijanden’.

Het verhaal van Occasious en Butaw, het dorp waar hij woont, staat niet op zichzelf. Rond de evenaar, waar de oliepalm (Elaeis guineensis) het beste groeit, is een fel gevecht gaande om land. De plantages bieden werk op plekken waar dat uiterst welkom is. Tegelijkertijd gaat de grootschalige teelt van de oliepalm in ontwikkelingslanden gepaard met grove misstanden.

Oerwoud platgebrand

Oerwoud wordt platgewalst en platgebrand. In Indonesië en Maleisië zijn de afgelopen decennia miljoenen hectares bos verdwenen. Die ontbossing draagt bij aan de opwarming van de aarde, en wilde dieren zoals apen en tijgers worden met uitsterven bedreigd.

Als er geen bos voor wordt gekapt, worden de plantages vaak aangelegd op land dat al in gebruik is: van lokale boeren die geen eigendomspapieren hebben, maar wel al generaties lang hun gewassen op dat land verbouwden. Zoals Occasious. Milieu-en mensenrechtenorganisaties zoals Milieudefensie, Greenpeace en Human Rights Watch voeren al jaren actie tegen de misstanden, maar de oliepalm zet zijn opmars over de wereld voort.

De meeste palmolieplantages staan nu in Zuidoost-Azië

Productie oliepalmvruchten, x1000 ton
min. 0-100
max 40.567
1961
1961
2018
Palmolie, in dit geval op de traditionele manier gewonnen. De oliepalm komt in het wild voor in Liberia en de olie wordt al heel lang lokaal gebruikt. Pas de afgelopen decennia nam de industriële toepassing een grote vlucht, en daarmee de aanleg van de plantages.Een man kookt palmolie uit de vruchten van de oliepalm.Een huis in het plaatsje Tweh in Sinoe County. Golden Veroleum kapte rond deze plaats onvervangbaar tropisch regenwoud. Volgens de dorpelingen zijn alle grote dieren uit het bos verdwenen en is alleen een kleine bufferzone rond het dorp blijven staan.Een school gebouwd door Golden Veroleum in Butaw, Sinoe County. De school maakt onderdeel uit van de afspraak dat het bedrijf moet bijdragen aan de ontwikkeling van Liberia. De leraren wachten echter nog steeds op hun salaris.Pas geoogste palmolievruchten liggen langs de kant van de weg te wachten tot ze worden opgehaald. De vruchten worden met vrachtwagens naar de verwerkingsfabriek gebracht, waar de olie uit de vruchten wordt gehaald.Leraar Kwame Itoka in de school in Butaw. Een deel van de leraren zou worden betaald door Golden Veroleum, maar dit is nog steeds niet gebeurd.De wegen die de palmoliebedrijven gebruiken zijn relatief goed onderhouden, zodat de palmolievruchten snel naar de fabriek kunnen komen.De meeste wegen in Liberia zijn onverhard en bij hevige regen zo goed als onbegaanbaar.Saturday Wilson voor zijn huis in Gewloken Town, Maryland County. Saturday heeft zelf een kleine palmolieplantage en stelt dat het veel grotere Maryland Oil Palm Plantation zijn land probeert in te pikken.Een werknemer van MOPP laat een salarisstrookje zien. Het salaris van MOPP ligt boven het minimumloon in Liberia, maar de arbeiders klagen over de arbeidsomstandigheden.Een man stapt in een vrachtwagen van Golden Veroleum, volgeladen met palmolievruchten.In Liberia staat nog steeds relatief veel bos overeind. Door de burgeroorlog, die tot 2003 woedde, was het land lange tijd te gevaarlijk en te instabiel om te investeren in grote plantages.
Palmolie, in dit geval op de traditionele manier gewonnen. De oliepalm komt in het wild voor in Liberia en de olie wordt al heel lang lokaal gebruikt. Pas de afgelopen decennia nam de industriële toepassing een grote vlucht, en daarmee de aanleg van de plantages.Palmolie, in dit geval op de traditionele manier gewonnen. De oliepalm komt in het wild voor in Liberia en de olie wordt al heel lang lokaal gebruikt. Pas de afgelopen decennia nam de industriële toepassing een grote vlucht, en daarmee de aanleg van de plantages.Foto: Jeroen GrootFoto: Jeroen Groot

Want voor de levensmiddelenindustrie is palmolie niets minder dan een godsgeschenk. In grofweg de helft van de samengestelde producten uit de doorsnee supermarkt is op de één of andere manier palmolie verwerkt. De grondstof is uiterst veelzijdig, makkelijk te verwerken en kent daarom een waaier aan toepassingen. Koekjes zijn knapperig dankzij palmolie. IJsjes smelten minder snel. Wasmiddel en shampoo schuimen dankzij palmolie. Pindakaas met palmolie blijft smeuïg en gaat niet schiften.

De grondstof wordt ook veelvuldig toegepast in cosmetica, zoals lippenstift, en verdwijnt als biodiesel in de brandstoftanks van auto’s en vrachtwagens. Voor biodiesel kan ook een andere plantaardige olie gebruikt worden, en hetzelfde gaat op voor veel levensmiddelen en voedsel. Iedere thuiskok weet dat je koekjes ook met boter kunt bakken.

Maar palmolie heeft nog een ander voordeel voor de afnemers: het is goedkoop.

Efficiënt gewas

Onder de juiste omstandigheden kan er op een palmolieplantage elke tien dagen worden geoogst. Geen enkel ander gewas levert zoveel plantaardige olie per hectare. De plantages staan in landen waar de lonen laag zijn en het land goedkoop is of, in het geval van landroof, ‘gratis’. De vraag blijft groeien, wereldwijd. En daarmee de honger naar land. In Zuidoost-Azië begint land schaars te worden en de regels strenger. De regering van Indonesië, 's werelds grootste palmolieproducent, kondigde al een verbod af op het kappen van bos voor palmolieplantages. De producenten gaan dus op zoek naar nieuw land.

In Liberia is de teelt op heel grote schaal een betrekkelijk nieuw fenomeen. Van 1989 tot 2003 was het land verwikkeld in een gruwelijke burgeroorlog. De beelden van gedrogeerde kindsoldaten met Kalasjnikovs en granaatwerpers gingen de wereld over. Het duurde lang voordat buitenlandse investeerders hun geld weer in Liberia wilden steken.

We zetten Occasious af in het centrum van zijn dorp, Butaw. Hij heeft inderdaad geld gekregen voor zijn land, vertelde hij al eerder. Honderdvijftig Amerikaanse dollars. Een schijntje vergeleken met de opbrengsten die zijn oogsten zouden opleveren. Die hadden een echt huis voor zijn kinderen moeten financieren, een huis van beton. Aan de andere kant van het dorp is hij overnieuw begonnen, op een nieuw stukje land. Maar dat levert veel minder op.

De meeste huizen in Butaw zijn van leem, met een dak van palmbladeren of golfplaten. Er is geen stromend water en geen elektriciteit. Langs de kant van de weg liggen kaalgeplukte autowrakken. De weg naar Butaw is onverhard, zit vol met gaten en is in het regenseizoen zo goed als onbegaanbaar. De armoede in dit land, op slechts zeven uur vliegen van Nederland, grijpt je bij de strot.

Winst is voor lokale elite

En dat terwijl Liberia is gezegend met een vruchtbaar klimaat en een rijkdom aan grondstoffen. In veel ontwikkelingslanden, in Afrika maar ook elders, betekenen die grondstoffen niets minder dan een vloek. Buitenlandse bedrijven en de lokale elite krijgen de winsten, de gewone bevolking krijgt niets of wordt afgescheept met een fooi.

Als we door het dorp rijden, passeren we plotseling een groot, fonkelnieuw gebouw. Van beton. Het is de school van het dorp. Vergeleken met het formaat van de andere bouwsels in Butaw is de school enorm, en op het grasveld wappert de Liberiaanse vlag. Wie de school heeft betaald, is in één oogopslag duidelijk: ‘Constructed by GVL’ staat er in grote letters op de muur.

In de concessieovereenkomst die Golden Veroleum in 2010 met de overheid sloot, staat dat het bedrijf moet bijdragen aan de ontwikkeling van Liberia. Met het creëren van banen en het bouwen van scholen bijvoorbeeld. In ontwikkelingslanden bestaan wetten en regels vaak alleen op papier, maar net als in Zuidoost-Azië zijn ook hier non-gouvernementele organisaties (ngo's) actief. Het door Alfred Brownell opgerichte Green Advocates bijvoorbeeld, en het Sustainable Development Institute (SDI), een zusterorganisatie van het Nederlandse Milieudefensie. Al die organisaties publiceerden rapporten met misstanden. En ze boekten, zij het mondjesmaat, resultaat.

Westerse consument stelt eisen

Want behalve vanuit Liberia komt de druk ook van buitenaf. Steeds meer consumenten in de ontwikkelde wereld willen geen producten meer waarvoor de mensenrechten zijn geschonden en het milieu is verwoest. Er is een keurmerk gekomen: de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO). Dat moet de palmoliebedrijven tot beter gedrag bewegen. Golden Veroleum, dat wordt gecontroleerd door de van oorsprong Indonesische palmoliegigant Golden Agri-Resources, is lid.

De afgelopen jaren dienden SDI, Green Advocates en een trits andere ngo’s klachten in over Golden Veroleum bij de RSPO en bij de High Carbon Stock Approach (HCSA), een organisatie die ontbossing moet tegengaan. Die klachten gaan over het kappen van tropisch regenwoud, maar ook over landroof. Palmoliebedrijven mogen niet zomaar een plantage beginnen, en moeten in overleg treden met de lokale gemeenschap. De locals moeten instemmen met de plantages op hun land, en krijgen daar dus iets voor terug in de vorm van scholing en banen.

Volgens de ngo's houdt Golden Veroleum zich niet aan de afspraken, en zijn in sommige gevallen de dorpelingen onder druk gezet om akkoord te gaan. De RSPO en de HCSA achtten de klachten gegrond: Golden Veroleum moet terug naar de onderhandelingstafel en mag geen nieuwe plantages aanleggen totdat de problemen zijn opgelost. Die onderhandelingen verlopen moeizaam. Ondertussen schermt het bedrijf in het eigen duurzaamheidsbulletin en tegenover journalisten met de bijdrages die het aan de lokale gemeenschap levert.

Waaronder deze school in Butaw.

Afspraken niet nagekomen

‘We zijn blij met de school’, zegt leraar Kwame Itoka, als we eenmaal binnen zijn. ‘Het heeft lang geduurd, maar sinds het begin van het jaar zijn we open.’ Minder blij zijn Itoka en zijn collega’s met het salaris. ‘Een deel van de leraren zou vanaf januari worden betaald door Golden Veroleum. Dat is nog steeds niet gebeurd.'

Ook de beloofde pennen en schriften zijn er niet, en van de ‘volledige sanitaire voorzieningen’ uit het duurzaamheidsbulletin van het palmoliebedrijf is nog weinig te merken. De school heeft, net als de rest van het dorp, geen stromend water. ‘Golden Veroleum zou meer moeten doen’, zegt Itoka diplomatiek. Is de geschiedenis zich dan toch aan het herhalen?

Er is nog een drukmiddel: De ngo’s richten hun pijlen tegenwoordig op de financiers van de palmoliebedrijven. Beleggers en banken stellen dat hun investeringen ‘duurzaam’ moeten zijn, en dat ze de bedrijven die ze financieren willen aansporen tot beter gedrag. Het ontwikkelen van palmolieplantages kost veel geld, en kritiek vanuit de financiers zou indruk moeten maken.

Vanuit Nederland kreeg Golden Agri-Resources leningen van Rabobank en ABN Amro, twee banken die zich laten voorstaan op hun duurzame beleid. En er is nog een palmoliebedrijf in Liberia met banden met een Nederlandse bank.

Met steun van Nederlandse ontwikkelingsbank

We reizen door naar Maryland County, één van de meest afgelegen gebieden van Liberia. Vlak bij de plaats Pleebo, aan de grens met Ivoorkust, staat de plantage van de Maryland Oil Palm Plantation (MOPP). MOPP is geen lid van de RSPO, maar wil dat wel graag worden. Moederbedrijf SIFCA uit Ivoorkust krijgt financiering van ontwikkelingsbanken, waaronder het Nederlandse FMO. Die financiering is een vorm van ontwikkelingshulp, en ontwikkelingsbanken stellen hoge eisen aan de bedrijven waaraan ze geld uitlenen. Maar ook MOPP is al jaren het onderwerp van kritiek van ngo’s, om dezelfde redenen als Golden Veroleum.

Onderweg begint het te regenen. We moeten opschieten. Als het regenseizoen echt losbarst, kunnen we geen kant meer op. Nu al wordt de weg regelmatig geblokkeerd door aftandse vrachtwagens en pick-uptrucks, zwaarbeladen, stokoud en diep weggezakt in de geelbruine prut. Als we kunnen doorrijden passeren we trage, zwaarbeladen trucks met opleggers. Daarop liggen enorme boomstammen, net gekapt. Langs de kant van de weg zien de Liberianen hun bos verdwijnen.

Ook in het dorp Gewloken Town regent het als we aankomen. Onze auto sluipt als een veel te lomp, mechanisch monster zo voorzichtig mogelijk tussen de lemen hutjes door die op kleine heuvels zijn gebouwd. We stoppen voor het huis van Saturday Wilson, een lokale boer. Al snel verzamelen de buren zich onder het golfplaten afdak, nieuwsgierig naar het ongebruikelijke bezoek. Er worden kolanoten gebracht, keurig in partjes gesneden en geserveerd in metalen bakjes. Iedereen eet van de noten, de bezoeker uit Europa het eerst. Een verplicht ritueel: zo geef je aan dat je goede bedoelingen hebt. Pas als de noten, bitter van de cafeïne, zijn weggespoeld met water en chilipoeder, doen de dorpelingen hun verhaal.

MOPP probeert mijn land af te pakken'

Saturday Wilson heeft zelf een palmolieplantage, die grenst aan die van MOPP. Zijn plantage is veel kleiner, maar Saturday verdient er zijn brood mee. Als hij tenminste niet wordt lastiggevallen door de buurman en niet weer in de gevangenis belandt. ‘MOPP probeert al jaren mijn land af te pakken,’ zegt Saturday.

Twee keer zat hij in de gevangenis, één keer toen hij de bulldozers tegenhield en één keer op beschuldiging van diefstal. Hij zou palmvruchten hebben gestolen, en kunstmest. Hij werd vrijgelaten; volgens de rechter moesten Saturday en MOPP het geschil onderling regelen. Saturday ontkent de diefstallen en zegt dat het personeel van MOPP juist van hem heeft gestolen. Hij zal later een brief aan MOPP laten zien met een beleefd verzoek om compensatie. Het leverde hem slechts een al even beleefde ontvangstbevestiging op.

Naast Saturday zit Lewis Thompson. Lewis is vandaag om vijf uur opgestaan. Een vrachtwagen van MOPP bracht hem naar de plantage, opeengepakt met de andere arbeiders. Daar wiedt hij het onkruid tussen de oliepalmen, met een slashing iron, een soort zeis. Hij wijst op zijn schouders: die doen pijn van steeds dezelfde monotone beweging. Lewis werkt zo hard mogelijk: elke dag moet hij het onkruid rond 54 oliepalmen hebben gewied. Hij is in loondienst, maar als hij de quota niet haalt, noteren de toezichthouders ‘afwezig’ achter zijn naam en krijgt hij voor die dag niet betaald. Zo gaat het elke dag, zes dagen per week.

'Werken is beter dan stelen'

Lewis is nog relatief goed af. Zijn salaris ligt iets boven het minimumloon in Liberia, en hij is lid van de vakbond. Desondanks vindt hij het werk te zwaar en het salaris te laag. Maar hij heeft geen keuze. Zijn familie heeft geen land meer. 'Afgepakt door MOPP.' Soms wordt Lewis ingedeeld bij de groep die het onkruid met pesticiden te lijf gaat. Dan wordt hij bang. Wat er precies wordt gebruikt weet hij niet, maar tijdens het werken met het gif dansen de rode vlekken voor zijn ogen.

Lewis Thompson is niet zijn echte naam, maar hij vreest zijn baan te verliezen als MOPP hoort dat hij klaagt over de arbeidsomstandigheden. Behalve zijn gezin is ook een groot gedeelte van de rest van de familie afhankelijk van zijn salaris. $118 netto verdient hij, voor een maand werken. ‘Werken is beter dan stelen’, benadrukt Lewis.

Ondanks alle ellende wil niemand die we in Liberia spreken dat de palmoliebedrijven vertrekken. ‘Development’ is het woord dat steeds valt: ontwikkeling. Iedereen wil vooruitgang, een school voor de kinderen, betere banen. De palmolie-industrie zou daaraan bij kunnen dragen, maar heeft tot nu toe weinig goeds gebracht. Kan de druk van ngo’s, financiers en van de afnemers ervoor zorgen dat de treurige geschiedenis van de oliepalm zich nu eens niet herhaalt?

Voorzichtig optimisme

Silas Siakor denkt van wel. Hij is, zoals hij het zelf verwoordt als we hem spreken in Monrovia, ‘voorzichtig optimistisch’. De activist won, net als Alfred Brownell, de Goldman Environmental Prize. En net als Brownell moest hij vrezen voor zijn leven. Maar Silas is gebleven. Volgens hem is de veiligheidssituatie verbeterd.

Silas is de oprichter van ngo SDI, maar werkt tegenwoordig voor het Initiatief Duurzame Handel, een mede door de Nederlandse overheid gefinancierde organisatie, die met publiek-private samenwerking de situatie in ontwikkelingslanden probeert te verbeteren. Ook Silas kent de scepsis over de keurmerken. Golden Veroleum is nog steeds lid van de RSPO, ondanks een waslijst aan misstanden. ‘Maar de klachten hebben er wel voor gezorgd dat Golden Veroleum tot nu toe maar een klein deel van de concessie heeft kunnen ontwikkelen. De palmoliebedrijven zitten klem. We moeten naar een ander ontwikkelingsmodel, waarbij we meer bos laten staan en ook de bevolking profiteert.'

Is hij niet bang dat de bedrijven simpelweg zullen vertrekken als het ze in Liberia te lastig wordt gemaakt? Silas moet even glimlachen. ‘Ik denk dat het wereldwijd moeilijker en moeilijker wordt om plekken voor plantages te vinden. Daarom zijn die palmoliebedrijven hier.'

Deze publicatie is ondersteund met een bijdrage uit de Regeling Onderzoeksjournalistiek van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.

Reacties palmoliebedrijven

Golden-Agri Resources stelt in een reactie aan het FD dat het alle klachten tegen Golden Veroleum nauwlettend volgt en dat Golden Veroleum inderdaad geen nieuwe plantages zal ontwikkelen totdat de problemen zijn opgelost. Het bedrijf zal de bevindingen van deze krant overbrengen aan Golden Veroleum zodat het bedrijf actie kan ondernemen. Golden-Agri Resources stelt verder dat de onderhandelingen met de gemeenschap in Butaw zijn opgeschort na een conflict over de door Golden Veroleum aangestelde bemiddelaar. Daarop is door de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO) een nieuwe bemiddelaar aangewezen, die echter de niet de goedkeuring heeft van de inwoners van Butaw en de betrokken ngo’s. Beide partijen wachten nu op nieuwe instructies van de RSPO.

SIFCA, het moederbedrijf van de Maryland Oil Palm Plantation (MOPP), reageert pas na lang en herhaaldelijk aandringen op vragen van deze krant. Een woordvoerder noemt de in het artikel geuite beschuldigingen vals en stelt dat de beschreven praktijken in strijd zijn met het eigen duurzaamheidsbeleid. Volgens SIFCA is geprobeerd om met Saturday Wilson tot een vergelijk te komen over de diefstallen door MOPP maar heeft de Liberiaanse boer er voor gekozen de zaak voor de rechter te brengen.

SIFCA stelt geen signalen te hebben ontvangen van gezondheidsklachten van medewerkers en zegt dat de teams die werken met pesticiden voldoende beschermende kleding krijgen. Medewerkers in vaste dienst worden bovendien jaarlijks, en in het geval van het werken met pesticiden twee keer per jaar, gecontroleerd door de medische staf. Het bedrijf wil niet zeggen welke pesticiden worden gebruikt. Volgens SIFCA moeten de medewerkers van MOPP worden betaald naar rato van het verrichte werk, ook als het quotum van het onkruid wieden rond 54 palmbomen niet wordt gehaald.

Reacties Nederlandse financiers

Ontwikkelingsbank FMO noemt de informatie over de misstanden bij MOPP in dit artikel zorgelijk en stelt in gesprek te zullen gaan met MOPP en Milieudefensie. De bank heeft inmiddels informatie ingewonnen bij MOPP, maar zegt tegelijkertijd te beseffen dat elk verhaal meerdere perspectieven heeft en de realiteit soms anders is dan op papier. FMO stelt dat tegelijk met het verstrekken van de lening aan SIFCA een uitgebreid verbeterplan is afgesproken. De implementatie daarvan gaat minder snel dan FMO zou willen, maar de bank heeft wel vertrouwen in de bereidheid van SIFCA om de problemen aan te pakken. De bank benadrukt dat het verbeteren van de omstandigheden in landen zoals Liberia een zaak van de lange adem is.

Rabobank stelt vanwege de vertrouwelijke relatie met klanten niet in detail in te kunnen gaan op individuele gevallen. Wel zegt de bank dat als Golden Veroleum vandaag de dag zou aankloppen voor een lening het antwoord eenduidig nee zou zijn. Rabobank maakt onderdeel uit van de RSPO en stelt dat het de informatie uit dit artikel over Golden Veroleum onder de aandacht zal brengen bij deze organisatie. ABN Amro is bezig met het afbouwen van de lening aan Golden-Agri Resources. Dat is vanwege een strategiewijziging: de bank kondigde vorig jaar aan te zullen stoppen met internationale handelsfinanciering en grondstoffenhandel, waaronder de financiering aan palmoliebedrijven. Desondanks zegt de bank de signalen over misstanden serieus te nemen en ook met de klant te zullen opnemen.

PGGM, dat de pensioenen voor zorgpensioenfonds PFZW belegt, had tot voor kort een aandelenbelang in het beursgenoteerde Golden-Agri Resources en in Wilmar, een groot palmoliebedrijf dat via een dochteronderneming een belang van 27% heeft in SIFCA. Die aandelen zijn inmiddels verkocht, omdat de pensioenbelegger onvoldoende verbetering zag in het duurzaamheidsbeleid van de ondernemingen. Belegger Robeco ziet nog wel ruimte voor verbetering en is nog steeds aandeelhouder in beide bedrijven. Ook verzekeraar NN Group heeft een aandelenbelang in Wilmar. Zowel Robeco als NN Group stelt in gesprek te zijn met de palmoliebedrijven waarin belegd wordt, om misstanden tegen te gaan.